Huurrecht

De huurovereenkomst is vanuit economisch perspectief één van de belangrijkste overeenkomsten in ons recht. Het is daarom niet verwonderlijk dat de huurovereenkomst in het Burgerlijk Wetboek uitgebreid is geregeld. Overigens is dat vrij recent gebeurd. In het verleden was er sprake van een lappendeken van wettelijke bepalingen die van toepassing waren op de huurovereenkomst.

Per 1 augustus 2003 is die oude lappendeken vervangen door de artikelen 201 tot en met 310 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. Daarbij wordt er onderscheid gemaakt tussen de bepalingen die van toepassing zijn op de huur van bedrijfsruimte en van woonruimte. Vooral in de bepalingen omtrent de huur voor bedrijfsruimte heeft de rechter grote bevoegdheden. De rechter dient bijvoorbeeld onder meer te oordelen in geschillen met betrekking tot de vraag of er al of niet sprake is van gebreken van het gehuurde en wie daarvoor aansprakelijk is. Andere belangrijke vragen die de rechter moet beantwoorden zijn de vraag of een verhuurder op correcte wijze en op basis van een daadwerkelijk aanwezige opzeggingsgrond de huur mag opzeggen. Ook kan de rechter de vraag worden voorgelegd of de huurprijs van het gehuurde moet worden gewijzigd.

Een goede gids in dergelijke procedures kan beslissend zijn voor winst of verlies. Wij willen graag uw gids zijn. Dat geldt echter niet alleen voor procedures, maar ook in het traject om procedures te voorkomen. Indien u voornemens bent uw (bedrijfs)pand te verhuren of omgekeerd, te huren, adviseren wij u graag ten aanzien van de huurovereenkomst en de daarin op te nemen voorwaarden.